Herfst
De zon versmacht stilaan zijn hoogste einder,
verliest haar beste krachten aan wind en regen.
Neerslag neemt ongevraagd bezit
over het warmgekoesterde land.
Bladeren verkleuren
in rood-gele tinten en dwarrelen onbeheerst
naar de opgewarmde bodem.
De waggelende wind wakkert aan
en blaast met stoten op het overgebleven gebladerte
in het bos, waar een specht schichtig weg springt.
Vroege nevels verdrijven zonder schroom
de warme zonnelagen: het mist alom.
Dampige mist overschaduwt de velden.
Het licht verbleekt en de middagzon
kruipt moeizaam naar zijn ontoegankelijke hoogte.
Op de zompige akker staat een boerenpaard
te dampen en briest af en toe tegen de wei.
In de Ardense wouden burrelen de herten
hun driftige natuur achterna en vechten voor de heerschappij
van het komende jaar.
De jachthoorns blazen hun angstaanjagend geluid
door de sompige bossen.
Een meute honden rennen op en neer,
zenuwachtig wachtend op hun opgedreven prooi.
Uit het haardvuur vonkt het smeulende hout.
De gezellige warmte ontsnapt door de schouw en
probeert in het heelal zijn plaats te zoeken.
Het ritme van het leven verstilt en vertraagt,
koestert zich langzaam naar de winter.
De zon versmacht stilaan zijn hoogste einder,
verliest haar beste krachten aan wind en regen.
Neerslag neemt ongevraagd bezit
over het warmgekoesterde land.
Bladeren verkleuren
in rood-gele tinten en dwarrelen onbeheerst
naar de opgewarmde bodem.
De waggelende wind wakkert aan
en blaast met stoten op het overgebleven gebladerte
in het bos, waar een specht schichtig weg springt.
Vroege nevels verdrijven zonder schroom
de warme zonnelagen: het mist alom.
Dampige mist overschaduwt de velden.
Het licht verbleekt en de middagzon
kruipt moeizaam naar zijn ontoegankelijke hoogte.
Op de zompige akker staat een boerenpaard
te dampen en briest af en toe tegen de wei.
In de Ardense wouden burrelen de herten
hun driftige natuur achterna en vechten voor de heerschappij
van het komende jaar.
De jachthoorns blazen hun angstaanjagend geluid
door de sompige bossen.
Een meute honden rennen op en neer,
zenuwachtig wachtend op hun opgedreven prooi.
Uit het haardvuur vonkt het smeulende hout.
De gezellige warmte ontsnapt door de schouw en
probeert in het heelal zijn plaats te zoeken.
Het ritme van het leven verstilt en vertraagt,
koestert zich langzaam naar de winter.