De vier elementen
De aarde spuwt zijn zwartgalligheid uit,
een vlammenzee verteert het vruchtbare land.
Een dreigende lucht is de boodschapper van een komend orkaan,
dat met striemende windvlagen
over de bergen loeit en het vuur tot tempering dwingt.
De aarde kreunt onder een verse aardverschuiving;
platen en schollen bewegen
in onregelmatige vormen over mekaar,
boetseren de aarde met meren en dalen,
met plassen en weiden, met zeeën en kloven.
Geschokt blijft ze siderisch rond de helle zon draaien.
Een kind spartelt rond in een zee van water,
gevangen door een deinende streng,
tollend en hunkerend naar de smalle uitweg,
naar het grote avontuur, ongekend,
maar aanlokkelijker om te ontdekken.
De drang naar buiten is ontembaar
en als een glibberige aal
glijdt het jonge wezen naar buiten.
Een frisse adem wordt plots een schelle schreeuw.
Hier ben ik dan: van moeder weg naar moeder aarde.
De lofzang voor Empedocles kan beginnen.
In de savanne wacht een vuurrode zee van hitte
op de bevrijdende regens.
Een grijs wolkendek is nauwelijks zichtbaar aan de horizon,
de dreiging van een lang verwachte zegen komt nader.
Dan doorklieven een reeks wirwarrende bliksems
het hemeldak; de hemel barst open.
Met overdonderend gedruis zwiepen de wilde regenvlagen
op de uitgemergelde gronden,
uitgeteerde beesten en hunkerende mensen.
Woeste winden bonken op de afgevreten bomen.
Dan plots wordt alles stil en vredig.
Het land zwelgt gulzig en heftig de regen op.
Alles herleeft zoals een phoenix,
die gretig zuigt aan de borst van zijn Moeder.
De aarde spuwt zijn zwartgalligheid uit,
een vlammenzee verteert het vruchtbare land.
Een dreigende lucht is de boodschapper van een komend orkaan,
dat met striemende windvlagen
over de bergen loeit en het vuur tot tempering dwingt.
De aarde kreunt onder een verse aardverschuiving;
platen en schollen bewegen
in onregelmatige vormen over mekaar,
boetseren de aarde met meren en dalen,
met plassen en weiden, met zeeën en kloven.
Geschokt blijft ze siderisch rond de helle zon draaien.
Een kind spartelt rond in een zee van water,
gevangen door een deinende streng,
tollend en hunkerend naar de smalle uitweg,
naar het grote avontuur, ongekend,
maar aanlokkelijker om te ontdekken.
De drang naar buiten is ontembaar
en als een glibberige aal
glijdt het jonge wezen naar buiten.
Een frisse adem wordt plots een schelle schreeuw.
Hier ben ik dan: van moeder weg naar moeder aarde.
De lofzang voor Empedocles kan beginnen.
In de savanne wacht een vuurrode zee van hitte
op de bevrijdende regens.
Een grijs wolkendek is nauwelijks zichtbaar aan de horizon,
de dreiging van een lang verwachte zegen komt nader.
Dan doorklieven een reeks wirwarrende bliksems
het hemeldak; de hemel barst open.
Met overdonderend gedruis zwiepen de wilde regenvlagen
op de uitgemergelde gronden,
uitgeteerde beesten en hunkerende mensen.
Woeste winden bonken op de afgevreten bomen.
Dan plots wordt alles stil en vredig.
Het land zwelgt gulzig en heftig de regen op.
Alles herleeft zoals een phoenix,
die gretig zuigt aan de borst van zijn Moeder.